
In 1613 verzuchtte de Engelse schrijver en soldaat Barnabe Rich in zijn boek “The Honestie of this Age“:
“One of the diseases of this age is the multitude of books, which is such that it confounds the memory more than it instructs the understanding. It overloads the world.”
Rich leefde in een tijd waarin de boekdrukkunst nog geen twee eeuwen oud was, maar al duidelijk was dat informatie zich sneller verspreidde dan mensen haar konden verwerken. Het lijkt bijna ironisch dat de klacht over te veel informatie minstens zo oud is als de moderne informatiemaatschappij zelf.
De zorgen van Rich pasten in een bredere tijdsgeest. In de zestiende en zeventiende eeuw werd Europa overspoeld met pamfletten, bijbels, wetenschappelijke verhandelingen, en persoonlijke notities — een gevolg van de democratisering van kennis via de drukpers. Wetenschapper Conrad Gessner noemde het in 1545 al een “confusio librorum”, een verwarrende overvloed aan boeken.
Fast forward naar de twintigste eeuw. De term information overload werd voor het eerst gepopulariseerd door de Amerikaanse futuroloog Alvin Toffler in zijn boek Future Shock (1970). Toffler waarschuwde voor de psychologische en maatschappelijke gevolgen van een steeds snellere toename van informatie en veranderingen. De overvloed aan keuzes, data en indrukken zou leiden tot verlamming en besluiteloosheid, eerder dan tot inzicht.
Met de komst van het internet — en zeker sinds de opkomst van sociale media en smartphones — is information overload niet alleen een existentieel probleem geworden, maar ook een alledaags. Volgens een rapport van IBM uit 2016 creëerde de wereld toen al 2,5 quintiljoen bytes aan data per dag. De meeste daarvan worden nooit gelezen, laat staan begrepen.
De Belgische filosoof Pascal Chabot (ULB) wees er in zijn werk Global Burn-out (2013) op dat we niet alleen fysiek of emotioneel overbelast raken, maar ook cognitief overprikkeld. Alles is urgent, alles is nu, en niets lijkt nog tijd te krijgen om te rijpen.
Ook ander onderzoek (Batista, 2017) toont aan dat deze vorm van overload kan leiden tot stress, verminderde concentratie, uitstelgedrag en zelfs het vermijden van informatie. In organisaties vertaalt zich dat naar tragere besluitvorming, inefficiënte communicatie en verminderde innovatiekracht. Veel werknemers besteden een groot deel van hun dag aan het zoeken naar informatie of het verwerken van berichten die niet altijd noodzakelijk zijn voor hun kerntaken.
Daarom groeit de aandacht voor preventie en mitigatie. Dat kan enerzijds door technologie slimmer in te zetten: bijvoorbeeld via systemen die informatie automatisch prioriteren of bundelen. Anderzijds is ook gedragsverandering nodig. Teams die afspraken maken over het gebruik van communicatiekanalen – welke informatie hoort thuis in een chat, wat mag per e-mail, wat verdient een vergadering – merken dat de informatiedruk daalt en de helderheid toeneemt.
In een kenniseconomie is het dan ook cruciaal om niet alleen aandacht te besteden aan wat we communiceren, maar ook hoe en wanneer. Een doordachte omgang met informatie is niet langer een luxe, maar een noodzakelijke voorwaarde voor duurzaam en gezond werken.
Het is verleidelijk om information overload als een modern probleem te zien, maar de klacht is eeuwenoud. De technologie verandert, maar het menselijke brein blijft beperkt in zijn verwerkingscapaciteit. De vraag is dus niet: hoeveel informatie kunnen we produceren?, maar: hoe kunnen we ze beter filteren, cureren en contextualiseren?
Mogelijk ligt de oplossing niet in nóg meer AI, dashboards of notificaties, maar in het herwaarderen van wat essentieel is. Zoals Rich al aanvoelde: kennis is pas waardevol als ze ook verteerd kan worden.